Tsjalke Bouma social design
Locatie
|
"De mensen die zeiden ‘ga een baan zoeken’ zeiden aan het einde ‘wat maak je mooie dingen’ "Ik heb ervoor gekozen dat ik tijdens de Kunstblokperiode niet alleen op deze locatie zou werken, maar ook in de Wilgenhof wilde wonen. Echt ‘all the way’ gaan. Na overleg kon dit en heb ik daar zes weken lang een gastenkamer gekregen en ook met de bewoners meegegeten in het restaurant.
Eén van de eerste dagen dat ik daar zat, ging ik een kop koffie drinken in het restaurant en zat ik bij een man aan tafel die ineens zei: “Ik ben 94 en ik ben toe aan mijn derde liefde”. Dat was zijn openingszin. Zijn eerste en tweede vrouw bleken al overleden, maar nu was er een nieuw lief in zijn leven. Dat vond hij fijn want: “Alleen zijn, daar houd ik niet van”. Om vervolgens stellig te benadrukken dat ik niet moest denken dat ze nog seks hadden, want: “Ja, ik ben 94, daar doen we niet meer aan!” Voor hem ging het om het gezelschap, samen een rondje lopen en aan het eind van de dag naast elkaar zitten en vertellen wat je hebt beleefd die dag. Gewoon delen wat je bezig houdt, het is basaal maar ergens ook heel mooi. Je kunt niet gereserveerd zijn, dat werd me toen wel duidelijk. Je moet jezelf ook openstellen, zeker als je daar gaat wonen. Mijn plan was om de periode in het Kunstblok niet te gebruiken om mezelf te laten inspireren maar om juist met de bewoners zelf dingen te gaan creëren. Daarom ben in de hal van de Wilgenhof gaan zitten dicht bij de bewoners. Ik had als plan om iets met meubels te gaan doen, meubels vermaken. Toen ik er naartoe verhuisde en de mensen pas echt zag dacht ik: “Waar ben ik aan begonnen?”. Er zaten mensen in rolstoelen die niet veel konden. Ik was toen behoorlijk zoekende hoe ik mijn plan zou gaan vormgeven. In de opslag kwam ik negen dezelfde stoeltjes tegen. Die heb ik uit elkaar gehaald en met de onderdelen ben ik op geïnteresseerde ouderen afgestapt met de vraag: “Wat zou dit kunnen zijn?”. Er kwamen verschillende antwoorden; de één zei: “Een rollator”, de ander: “Een schommelstoel”, nog weer iemand zei: “Het moet een schaatsenrijder worden.” Vervolgens vroeg ik ze dan hoe dat eruit zag en gingen we aan de slag. Ze mochten enkel de onderdelen van de originele stoel gebruiken. Zij bepaalden, ik was hun handen. Ik ging met het idee: “waar ga ik aan beginnen?” en ik ging daar weg met de gedachte: “Ja, ik ga het heel erg missen.” Met de gesloten afdeling, mensen met vergevorderde dementie, heb ik ook een stoel gebouwd. Dat is een groepsproces geworden. Daar is eigenlijk het mooiste beeld uitgekomen: ze hebben een krekel gemaakt. Later vroeg een vriend me of ik Die Verwandlung van Kafka ken. Over iemand die op een ochtend veranderd is in een krekel. Dat is ook precies het proces van dementie, dan verander je. Dus die krekel was eigenlijk heel mooi gekozen. Het mooiste is nog dat ik terugkwam op deze afdeling voor een ander project wat ik deed die periode. Toen hoorde ik: “Hé, jij bent die jongen van die stoel”. Dat was echt heel bijzonder dat ze mij nog herkende. Dat had de begeleiding ook niet verwacht. Blijkbaar heb ik met mijn aanpak een ander deel van hun hersenen aangesproken waardoor het is blijven hangen. Nadat ik klaar was met de stoelen realiseerde ik me dat ik ook nog graag iets zou willen doen waar het hele huis bij betrokken wordt. Met de stoelen bereik je niet zoveel mensen. Er zat veel voorwerk in: de contacten zoeken, mensen zover krijgen mee te doen. Daar ging meer tijd in zitten dan gedacht. Ik wilde dus iets doen waar alle bewoners aan konden meedoen. Een werk creëren dat helder visueel zou werken. Toen heb ik het idee opgevat om een kroonluchter te maken met de bewoners. Het idee achter de kroonluchter is dat iedere bewoner een stukje stof decoreert en die worden uiteindelijk aan een kroonluchter bevestigd. Zo wordt het een lamp van ons allemaal. Dit was ook het eerste project waar een aantal mannen aan hebben meegewerkt, al was het alleen maar dat ze hun initialen op een stukje stof hebben geschreven. Het klapstuk kwam op één van mijn allerlaatste dagen, toen heeft een bewoonster, mevrouw Fabel, al deze lapjes op klittenband genaaid met een hele mooie oude naaimachine. Nog met de hand aangedreven. Die had ze van haar man op hun huwelijksdag gekregen. Ik heb heel veel goed advies gekregen, ik had in één keer 60 oma’s Eigenlijk zou ik nog een keer zes weken in de Wilgenhof aan de slag moeten. En dan om de onderliggende laag aan te boren. De bewoners kennen me inmiddels, dus nu kun je dieper gaan en andere dingen aanpakken die ook spelen in zo’n huis, zoals eenzaamheid. Ik had 60 oma’s maar er wonen meer dan 350 mensen in het pand, waar zijn die andere 290? Die zie je bijna niet, of ze zitten op hun kamer. Dat kan een keuze zijn, maar het kan ook dat ze niet meer naar buiten durven. Misschien moet je dan deurhangers maken, ‘Neem me mee uit eten’. Of ‘Kom koffie drinken’. In plaats van een ‘Please, do not disturb’ dus eigenlijk een ‘Please, DO disturb’ bordje. Editor Nadia van Vuuren |